Het mocht wel weer eens tijd zijn voor een beetje leedvermaak. De blunders zijn de wereld nog niet uit, dus daar mag best om gelachen worden. Hij is kersvers, over de kermis en een “bekende” tegenkomen. Klaar voor de start, AF!
Het was feest in ons Roner dorpje, Rodermarkt (yep, got that right, ik ben een echt dorpsmeisje) en daar kon de kermis natuurlijk niet aan ontbreken. Stond ik niet bij de botsauto’s dan zat ik wel met mijn vriendinnetjes stoer te doen in één of andere snelle attractie of troggelden we de kermismannen gratis muntjes af om nog maar weer een keer stoer te doen in die ene snelle attractie. Zo ging dat, ergens in de jaren negentig, toen ik een jaartje of 14 was. Dolle pret was het jongens. Maar het kermisleven van een 14 jarige gaat natuurlijk niet alleen over suikerspinnen en kermisattractieritjes. Want terwijl ik met een groepje vrienden uit DE STAD (oh lord forgive me, dit was natuurlijk het stoerste ooit, dat er mensen uit Groningen naar Roden kwamen) over de hobbelige klinkers van de Brink liep, met waarschijnlijk iets als de Vengaboys knallend uit de botsautospeakers, zag ik haar lopen. De oudere en dus stoerdere zus van een meisje van school. Ik had haar een paar maanden daarvoor net ontmoet en vond ik het even stoer dat ze me laatst groette toen ik op de fiets zat?! Dus u begrijpt, dit moment werd aangegrepen om mijn maten uit Groningen te laten zien dat ik er wel een beetje toedeed in dit dorpje, ik kende oudere stoere mensen. Ik was immers altijd alleen maar ‘het zusje van Joshua’ (mijn broer was dus zo eentje die iedereen kende en ik was voor eeuwig het kleine zusje). Tijd om mijn eigen identiteitsstempel op het Rodense leven te drukken, tijd om de wereld te introduceren met die independent stoere Aïsha.
Weet het nog als de dag van gisteren. Ze liep met twee andere jongens, had donkerblond, lang lijzig haar in een middenscheiding. Een slank spits gezicht en een hele vriendelijke uitstraling. Uiteraard liep ze net als de rest van de cool kids in een Alpha bomberjack. We liepen elkaar tegemoet en ik merkte haar ongeveer op toen ze voorbij liep. Ik stopte en riep haar naam. Maar de respons bleef uit. ‘Hooooi Marit!’ riep ik nog een keer en zwaaide uitbundig naar de drie die mij al ruim voorbij waren en mijn gezwaai onmogelijk konden zien. Een van de twee jongens hoorde mijn schelle stem boven de Vengaboys uit en draaide zich om. Ik zwaaide nog maar eens, wees een keer of honderd naar Marit en de jongen tikte haar op haar schouder waarop ze stopte, omdraaide en me aankeek. Yes! Ze had me gezien, kom maar op met die ‘Heeey Aïsha, wat leuk om je te zien!’. Maar alles behalve dat kwam uit haar mond. Beter gezegd, er kwam geen enkele mallemoer uit die mond van Marit. Het enige wat ze deed was me aankijken alsof ze een volslagen vreemde voor zich had. Achter mij hoorde ik mijn Grunningse vrinden roepen; ‘Wie is dat dan, Aïsh?’ ‘Marit!!’ riep ik overenthousiast, alsof ik verdorie een bekende Nederlander over de kermis zag lopen. Op de een of andere manier leek het me logischer om met lichtgebogen knieën voorover te buigen, mijn hoofd een kwartslag te draaien en dan naar haar te zwaaien. Alsof ze me dan beter zou herkennen. I kid you not, ik deed dat écht! En daar stond Marit, lachend, al schuddend met haar hoofd en haar schouders op te halen. ‘Ik weet het niet!’ riep ze nog. Mijn hersenen draaiden op volle toeren. Wáárom groet ze me niet?! Wat is hier aan de hand?
En terwijl ik nog voorover gebogen als een complete idioot stond te zwaaien knalde het besef me zo even in mijn gezicht. Ik schoot overeind, riep ‘okeeee!’, zwaaide even gauw en stoof op mijn vriendengroepje af. ‘Wie was dat joh?’ werd er verontwaardigd gevraagd. ‘Pfff, fuck die bitch, kom we gaan naar de botsauto’s.’, kon ik er nog op mijn verwaandste toon uit krijgen. BAM, stempel keihard gedrukt. Hier sprak Aïsha, het meisje dat een compleet onbekend persoon voor Marit aanzag en het daarna ook nog durfde te ontkennen. Yep, ik kon maar beter gewoon ‘het zusje van Joshua’ blijven. Een stuk veiliger, kan ik jullie zeggen.
N.B. Ik weet natuurlijk niet meer of het hele kind Marit heette, maar in mijn gedachten heeft ze een echt Marithoofd, dus daar zullen we het maar mee moeten doen.