Tom a.k.a. de papadraak in huize Leesjeblij en ik gaan al heel lang mee. Wij begonnen in het Nokia 3310 tijdperk waarin we de weg moesten vinden op een papieren kaart in plaats van te luisteren naar de monotone stem op onze smartphones. Wat vaak resulteerde in goed de weg kunnen vinden (want het schijnt dat ik er een aardige ster in was, kaartlezen), maar soms ook tot de nodige blunders. Hatsaaa, ultiem voer voor een nieuwe No shame in my game!
Traditie
We maakten er een traditie van. Elk jaar dat we weer eentje extra samen waren vierden we met een weekendje weg in een leuke stad. Het tienjarig jubileum werd oh zo ontzettend romantisch gevierd in Parijs. De keren daarvoor verschilden van lekker in eigen land naar Maastricht tot net de grens over, lekker wafeltjes eten in België. Een aantal jaren terug, in dat papieren kaart tijdperk belandden we in Brussel. Beetje shoppen, beetje eten, beetje wandelen, beetje slapen. Lekker tijd samen. Met onze plattegrond van de stad baanden we ons een weg langs het Atomium, slenterden we door de winkelstraten en weer terug naar het hotel. Alles liep vlekkeloos, totdat we een trein moesten halen richting huis.
Er lag hier een echtelijke ruzie op de loer, wachtend tot het zijn slag kon slaan in de straten van Brussel.
Gewapend met de vertrouwde papieren plattegrond en bepakt met onze rugzakken en extra shopwaar namen we de Metro. Waar duidelijk werd aangegeven waar het Centraal Station zich bevond en waar we uit moesten stappen. Met nog zeker een kwartier op de klok stapten we uit de Metro en liepen, (heel slim) zonder te kijken waar we ons bevonden, de trap op richting de uitgang van het Metrostation. En weer zonder te kijken waar we waren liepen we op gevoel richting de treinen van het Brusselse Centraal. Ons steeds meer beseffend dat er maar geen trein of überhaupt een Centraal Station in zicht kwam. ‘Waar zijn we nou?!’ gilde ik een aantal octaven hoger naar mijn wederhelft die verward om zich heen keek. ‘Het station moet toch hier in de buurt zijn?’ antwoordde Tom. Als in een actiefilm stonden we rug tegen rug om ons heen te kijken. Alleen de pistolen misten nog voor een super stoer Bonny & Clyde scenario. Ik voelde de irritatie in mij al opborrelen. Tom liep alle kanten op, behalve de goede. En ik volgde hem met de plattegrond in mijn handen zonder er ook maar één blik op te werpen. ‘Het is écht hier in de buurt, hoor schat!’ ‘Ja, dat snap ik ook, maar wáár is dat kutstation dan?!’ Er lag hier een echtelijke ruzie op de loer, wachtend tot het zijn slag kon slaan in de straten van Brussel.
Kip zonder kop
Het moest er voor de Brusselse locals hilarisch uit hebben gezien. Een stelletje bepakt met tig tassen, gillend en rennend als een kip zonder kop op zoek naar het station. Onze klok was inmiddels 10 minuten vooruit geschoven en dat takkestation was in geen velden of wegen te bekennen. Waarom we per se die trein moesten halen weet ik niet meer, maar het moest! We konden geen trein later nemen. En dus weet ik nog als de dag van gisteren hoe erg ik in paniek raakte toen ik zag dat we nog maar een paar minuten te gaan hadden. Mijn stem sloeg nog een paar octaven hoger (blijkbaar kon dat nog!) en het volume was ook een stuk minder aangenaam. ‘Ja! Waar moeten we nou heen?! We lopen de hele tijd al verkeerd!’ riep ik in het wilde weg, want waar mijn reisgenoot liep wist ik al niet meer. ‘Weet je?! Ik steek hier wel over.’ gilde ik geïrriteerd en zette mijn voet op het zebrapad. Net toen ik een stap verder wilde zetten hoorde ik Tom achter me. ‘Schat!!’ Nog geïrriteerder draaide ik me met een zwaai om, de kaart half verfrommeld in mijn handen. ‘Ja, kom nou!! Anders redden we die trein nooit!’ En net op het moment dat ik mijn gesnauw had stopgezet zag ik het voor me. Een gigantische deur met daarboven ‘CENTRAAL STATION’. We drentelden al die tijd rond dat hele klote station en we hadden het gewoon niet door. We stonden nota bene vóór de deur en ik wilde de Brusselse jungle alweer inlopen. Tom stond inmiddels al op de trap naar beneden en ik stond nog buiten. Compleet in een stuip van mijn eigen stommigheid! ‘Kom dan!!’ riep Tom in alle paniek, bang dat we de trein alsnog zouden missen. ‘WHAAAAHAHAHHAHAHHAAAA’ gilde ik al strompelend de stationshal in. Gierend als freaking Gerard Joling rende ik met alle tassen aan mijn armen, de kaart nog aan een puntje vast in mijn hand richting de trein. En nog nét voordat de conducteur op zijn fluitje floot sprongen we de trein in. Nog steeds gillend en met de tranen over mijn wangen stortte ik me op een bankje. De echtelijke ruzie kroop weer terug in zijn hol en het Brusselse weekend werd afgesloten met een gierende blunder.
Love, peace and a big Belgian waffle voor in je waffel